De reactie van Aernout Santen, kennismanager bij Centramed, op het Skipr artikel van 26 augustus 2022.
Wanneer je als zorgverlener of zorginstelling aansprakelijk wordt gesteld, zal de aansprakelijkheidsvraag slechts zelden onmiddellijk duidelijk zijn. Dat betekent dus dat je hierover moet kunnen overleggen. Het is belangrijk dat voor zo’n overleg een veilige setting wordt gecreëerd, want het heeft alleen zin wanneer je kritisch kan zijn op jezelf en op elkaar zonder dat dat tot repercussies leidt. Ook de aansprakelijkheidsverzekeraar en diens medisch adviseur denken mee, om op die manier in gezamenlijkheid tot een standpunt over de aansprakelijkheidsvraag te komen.
Al sinds jaar en dag proberen patiënten en hun belangenbehartigers inzage te krijgen in dat overleg en in de medische advisering. Aanvankelijk leek dat ook te gaan lukken, maar Centramed heeft zich daar van meet af aan tegen verzet. En met succes: in 2018 bepaalde de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:365) dat geen inzage hoefde te worden verleend in de medische analyse die in het kader van dat interne overleg was gegeven, ook niet op grond van de Wet Bescherming Persoonsgegevens.
Meer recent heeft men geprobeerd om via het tuchtrecht inzage te verkrijgen, ook tegen onze medisch adviseurs. Dan probeert men dus niet via de verzekeraar of de aangesproken zorgverlener toegang te krijgen tot de advisering, maar door middel van een tuchtklacht tegen de medisch adviseur die in dat interne overleg heeft geadviseerd. In een van die zaken heeft het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) beslist dat het recht om de verdediging in vrijheid en beslotenheid voor te bereiden in de weg staat aan de toepassing van het inzagerecht (ECLI:NL:TGZCTG:2021:42).
Tegen die beslissing is cassatie in het belang der wet ingesteld. De advocaat-generaal (AG) bij het parket van de Hoge Raad, Ton Hartlief, adviseert de Hoge Raad daarover (ECLI:NL:PHR:2022:762). Hij concludeert dat het recht op een eerlijk proces verlangt dat het belang van een partij om in vrijheid en beslotenheid een standpunt te bepalen en de verdediging tegen een (rechts)vordering voor te bereiden, wordt beschermd door artikel 6 EVRM. En dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) dat niet anders maakt. Weliswaar acht de AG de overwegingen van het CTG niet juist omdat het CTG zijn overwegingen baseert op een interpretatie van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst, terwijl die wet niet ziet op de verhouding tussen patiënt en beoordelend arts. De conclusie dat een zorgverlener in vrijheid en beslotenheid zijn verdediging moet kunnen voorbereiden blijft – wat de AG betreft- overeind.
Een mooie en goed leesbare conclusie. Nu de Hoge Raad nog.